Over doorzettingsvermogen, vijf gekrompen aubergines en de strijd tegen de eeuwige wind

Begin deze herfst vertrok ik naar een land waar ik al heel lang heen wilde: IJsland. Voordat ik vertrok had ik een duidelijk beeld van IJsland. Zwarte stranden, stenen, oneindige vlaktes en heel veel ijzige wind. Maar zou daar eigenlijk ook iets groeien? Ik liep al een tijdje met het idee om tuinen te fotograferen in verschillende landen, dus het was niet zo gek dat deze vraag naar boven kwam: hebben de mensen daar tuinen? Na enig onderzoek kwam ik er achter van wel en was mijn nieuwsgierigheid verder aangewakkerd. Ik kwam in contact met Björk, Project Manager of Education and Communication bij de botanische tuin van Reykjavik. Ook ontmoette ik Rannveig, een zeer enthousiaste vrouw met een flinke tuin in Hafnarfjörður (vlakbij Reykjavik). Zij waren bereid om mij aan het einde van mijn reis meer te vertellen over de IJslandse flora.

DE REIS

De aanblik van het groenteassortiment in de eerste supermarkt die ik binnenliep, beloofde niet veel goeds. Vijf gekrompen, rimpelige aubergines keken me treurig aan vanuit een grote kist. Frambozen schitterden door afwezigheid. En de paprika's waren voorzien van een lieve zachte vacht. Ik heb nog nooit zoveel blikgroenten gegeten als in die twee weken. Vanaf de ringweg raasden de verschillende tinten bruin, zwart en grijs voorbij. De bergen waren indrukwekkend en het landschap - cliché maar waar - buitenaards. Ik begon me steeds meer af te vragen wat er in IJsland zou kunnen groeien behalve baardharen.

Maar wie de moeite neemt om uit de auto te stappen en het landschap te voet te verkennen, zal meer ontdekken dan steen en gruis. Tussen de rotsen zijn juist mooie en kleurrijke planten te vinden. Gekke planten die om de paar meter variëren. Paarse bloemen, wollige grassen, plantjes die heerlijk naar tijm geuren. Het schiereiland van Snaefellsjökull is bezaaid met mossen die verdacht veel op Parmezaanse kaas lijken (maar misschien was dat gewoon de honger). Plantjes groeien vaak in groepjes bij elkaar om samen te spannen tegen de wind. Ook groeien ze laag over de grond. Planten die je in Nederland bijvoorbeeld als struik ziet, kom je in IJsland als kruipende plant tegen. Je ziet veel aparte koraalachtige planten en vetplanten die je in de duinen of onder water zou verwachten. Ik vond het bijzonder om te zien hoe voor dat ene gekke plantje die moeilijke plek juist wel dé plek is geweest om te ontstaan.

DE TUINEN

Na een fantastische reis (en enkele gevechten met ruige schapen op de weg) kwamen we aan bij de botanische tuin in Reykjavik. Daar stond de vrolijke Björk te wachten om ons rond te leiden en vele vragen te beantwoorden. De botanische tuin van Reykjavik is in 1961 opgericht om de IJslandse flora te tonen en te behouden. Het begon allemaal met een getrouwd koppel uit de buurt, dat veel rondreisde en planten verzamelde voor bij hun zomerhuisje. Ze verzamelden maar liefst 200 IJslandse planten, wat erg veel is aangezien het totaal aantal IJslandse plantensoorten op ongeveer 480 wordt geschat. Ter referentie: Engeland heeft zo'n 3850 inheemse soorten. De vegetatie in IJsland is vrij jong, dat is dan ook de reden dat het aantal soorten gering is. De laatste ijstijd was slechts 10.000 jaar geleden. Het koppel doneerde hun bijzondere collectie van inheemse planten in 1961 en de botanische tuin van Reykjavik was geboren. Nu is het een mooie ontmoetingsplek geworden voor jong en oud, om de flora te bewonderen en toch wat zonlicht te krijgen in de donkere dagen in de stad. Inmiddels zorgt de tuin voor maar liefs 5000 soorten (inheemse en uitheemse planten). Een hele klus voor de 7 medewerkers en enkele vrijwilligers.

Björk: "Vreemd genoeg is de collectie IJslandse planten het moeilijkst te onderhouden. We verliezen elk jaar weer veel planten en de meeste zijn eenjarig. Dus we moeten elk jaar weer op pad om zaad te verzamelen vanuit het hele land. De meeste planten uit deze sectie zijn zo aangepast op extreme omstandigheden, dat het bijna onmogelijk is om ze in leven te houden in de botanische tuin. Het is hier in de stad veel warmer en ze horen echt thuis in de bergen. We proberen het leefgebied van de planten zoveel mogelijk na te bootsen. Zo gebruiken we het warme water uit het kantoor om geo-thermische gebieden te creëeren. De bergplanten laten we tussen grote stenen groeien met grind voor goede afwatering. In de winter zouden deze planten normaliter bedekt zijn met sneeuw, maar in Reykjavik kun je daar niet altijd vanuit gaan. In plaats daarvan gebruiken we dan stekken van groenblijvende bomen om de planten te beschermen."

Het in leven houden van de planten is niet echt 'een piece of cake'. Er is veel geduld en creativiteit voor nodig. Björk: "Het kan soms jaren duren voordat een zaadje ontkiemt. Iedere plant heeft een speciaal afgestemde voedingsbodem nodig. Het is een intensief proces van research en experiment. In het ergste geval doet een zaadje er 5 jaar over om te ontkiemen. Vervolgens gaat het naar de kas om verzorgd te worden. Uiteindelijk komt de plant in de tuin terecht en soms leggen ze dan al binnen één jaar het loodje." Alsof de IJslanders al niet voor genoeg uitdagingen staan, bevindt de tuin zich ook nog eens in een moeras. En zoals Björk het zo droog verwoordde: het is niet erg handig voor een botanische tuin, om zich in een moeras te bevinden. Bedden moeten steeds verhoogd worden omdat alles zinkt. Kortom: "As a gardener in Iceland, you need to prepare yourself for disappointment."
Maar, zo besluit Björk optimistisch, er zijn ook planten die het hier fantastisch doen waar Europeanen vaak jaloers op zijn. Zoals de Mecnopsis; de blauwe klaproos die oorspronkelijk uit het Himalaya gebergte komt. Er zijn zelfs hele fanpages op Facebook over deze ene plant. 

Na ons bezoek aan de botanische tuin waren we te gast bij Rannveig. Rannveig bleek een bescheiden vrouw met mooie verhalen en heerlijke humor. Als kind was ze al dol op tuinieren en ze was dan ook heel blij toen ze in 1996 haar eerste tuin kreeg. In 2003 verhuisde ze naar het huis in Hafnarfjörður en nu is ze nog druk bezig met stenen sjouwen en plek zoeken voor al haar verzamelde planten. Ik vraag haar of er veel mensen zijn die zo gek zijn op tuinieren, in een land als IJsland. "Jazeker, nu wel. Maar de geschiedenis van het tuinieren in IJsland is heel jong. Zo'n 100 jaar geleden dacht men nog dat hier niets zou groeien. Je ziet dat ook aan de huizen uit die periode tot aan de jaren '70: totaal geen connectie met de tuin. Je had een voordeur en dat was het. Want waarom zou je in je tuin willen zijn? Iets anders dat opvalt aan de wat oudere huizen is dat bomen (te) dicht op de huizen staan. Men deed dat om nog een beetje beschutting te krijgen tegen de ijzige wind. En de mensen dachten toendertijd dat de bomen tegen de huizen moest planten om te kunnen groeien. Blijkt dat bomen het prima doen! En ze worden groot ook. Heel grappig, ik weet nog dat ongeveer 30 jaar geleden de eerste populieren geplant werden. Heel voorzichtig, want zouden die het hier wel doen? Men werd over-enthousiast toen bleek dat je super snel een grote boom kreeg en iedereen ging ze in de tuin planten. Om er na een tijdje achter te komen dat ze echt veel te groot en massief worden voor een simpel achtertuintje."
Sinsdien is er veel veranderd. Rannveig: "Hier in het gebied van Reykjavik heb je nu veel grote bomen en het klimaat is echt veranderd sinds mijn jeugd. Doordat de bomen groter zijn gegroeid is er veel meer beschutting tegen de wind. Het resultaat is een hogere temperatuur, een microklimaat. Veel dingen die we hier nu laten groeien, waren 50 jaar geleden ondenkbaar. Mensen zijn constant bezig de grenzen op te zoeken. We kweken nu zelfs appels en kersen! Twintig jaar geleden zou men je voor gek verklaren. Ik zeg niks over hoe goed de appels smaken, maar ze groeien!"

Net als Björk in de botanische tuin, staat Rannveig ook voor de nodige uitdagingen. "Ten eerste is er natuurlijk de wind, waar we het zo vaak over hebben. Die is altijd aanwezig. Het belangrijkste is dan ook om voor genoeg beschutting te zorgen. Maar tegelijkertijd heb je ook de zon nodig. In IJsland heb je vrijwel het hele jaar lange schaduwen. Dus het is altijd lastig om een balans te vinden en te zorgen dat er toch ook wat zon je tuin in komt. Een andere uitdaging is de winter: de winters zijn niet zo koud (over het algemeen -5 tot +5). Maar ze zijn lang, erg lang. Zo'n 9 maanden. Bovendien is de zomer is erg kort, dus de planten hebben maar 2 à 3 maanden de tijd om zich hierop voor te bereiden. Én we moeten als IJslanders alles zelf uitzoeken. Informatie uit andere landen is eigenlijk niet te gebruiken omdat de omstandigheden niet te vergelijken zijn. Pas wanneer we zelf iets uitproberen weten we of het werkt."


Maar als het tuinieren nog relatief 'nieuw' is in dit land, wat is dan een traditionele IJslandse tuin? Rannveig: "Patio's, bestrating en struiken zijn erg populair. Het geringe onderhoud. Dat is vooral voor mensen die niet zo bezig zijn met tuinieren. De traditionele moestuin bestond vroeger uit bieslook, aardappelen, aalbessen en rabarber, heel veel rabarber. Toen ik klein was, waren de den, spar en de lijsterbes de enige bomen. Ik weet nog heel goed dat ik rond mijn twintigste voor het eerst een boom zag met roze bloemen. Ik was totaal overdonderd, ik kende alleen bomen met witte bloemen dus dat was echt spectaculair. Inmiddels heb je al zoveel meer aanbod in de kwekerijen. De planten die in de tuin van mijn grootouders groeiden, vind ik nu niet meer zo interessant."

Ondanks de uitdagingen en de aanhoudende wind (waar zelfs IJslander Rannveig haar jas wat verder voor dichtritst), is het harde werk het helemaal waard. "De planten waar je het hardst voor werkt, waar je het langste op hebt gewacht om te gaan bloeien, dat zijn mijn favorieten. Zoals de hepatica: na 6 jaar kreeg die zijn eerste bloem. Het jaar erop de tweede. Inmiddels heeft hij maar liefst zes bloemen! Het is ook mooi als planten hun eigen leven leiden. Soms heb ik ineens een prachtige bloem in de tuin die ik daar zelf toch echt niet heb neergezet. Of gaan soorten spontaan kruisen waardoor de kleuren van de bloemen veranderen. Daar kan ik echt van genieten. En ja, soms heb je ineens een plant die het wel heel erg naar zijn zin heeft en dan is je halve tuin overwoekerd. Het onverwachte en het experiment is ook juist wat het leuk maakt. Ik groei nu zelfs asperges. Officieel zou dat niet moeten kunnen, dus dat is erg spannend. Hij is nu nog miniscuul maar wie weet als jullie over 5 jaar terug komen kan ik jullie wel een asperge te eten geven!"